Ik ken geen naakt zo mooi als jij
Je verdient de Nobelprijs voor schoonheid
Als je dat maar weet.

En uw zoenen, “immer lief kleintje,” waren de beste.
Ze boenden mijn bloed scharlakenrood

Jawel, bij jou was ik klaar voor de dood.

Nu de zoveelste ochtend zonder jouw blond
En blauwe ogen telkenmale opnieuw weer eens aanloeit
Lukt het mij niet om kwaad op jou te zijn.

We wisten nagenoeg alle twee
Dat we voor elkaar onvindbaar zouden blijven.

Onze liefde kende veel te veel geheimen,
Jij was voor mij wat ik niet kon zijn voor jou.

De ene helft ontbrak bij de ander.

We zakten door het ijs van ons verlangen:
Onze helverlichte duisternis van onstuitbaar gemis.

Maar weet:

Bij jou alleen, alleen bij jou
Voelde en voel ik mij thuis

Want dat is wie we zijn
Wanneer de spiegel onze ziel ontbloot.

Open en verloren voor elkaar geboren.